Translate

donderdag 9 juni 2016

Pendragon XXXVI - De duivel Gorboduc

In deze Pendragon sessie gaan de ridders weer het elfenland in. In de vorige aflevering bleek dat de moeder van Brikus, de elf Taxus was gestorven of verdwenen. En dat kan natuurlijk niet zonder gevolg blijven. Helaas was de speler van Sir Brikus niet beschikbaar, dus Taxus is nog steeds niet begraven (of teruggevonden, het blijft lastig met elfen). Maar de andere ridders hadden wel weer een ervaring die suggereert dat het nog niet helemaal in orde is met de verhouding tussen het Rijk van de Mensen en het Rijk van de Elfen.
Brikus van Botley (afwezig, @ Megagame Guelphs & Ghibellines)
Caulas van Devon
Dafi de Grote
Ebel van Burcombe (afwezig)
Ignaeus van Broughton

Vroege lente 506, Salisbury.

In de winter heeft Ignaeus eindelijk een zoon, Marcus, mogen krijgen. Een belangrijke gebeurtenis, want tot die tijd werden er voornamelijk meisjes geboren in zijn familie. Maar voordat Ignaeus zijn enige zoon en erfgenaam kon laten dopen, werd hij verwisseld met een elfenkind. Dit elfenkind pas totaal niet in het huishouden van de familie Livius van Broughton en Ignaeus en Balinette willen graag hun kind terug. 

Dat lijkt niet eens op Marcus.
van P. J. Lynch

Sir Caulas kan zich herinneren dat Sir Benno, Sir Antonius en Sir Garnish altijd opschepten over hun avonturen in het Forest Sauvage, aan het hof van de Elfenkoning Madog. Het is in dat wilde woud dat de elfen wonen. En alle problemen met de elfen zijn ook vast daar op te lossen. 
Sir Caulas informeert Sir Ignaeus hierover en samen met ridder Dafy gaan zij op weg. het woud van Sauvage is dicht en donker en vol met nevelen. Van deze nevelen krijgen de ridders vreemde dromen. Zij dromen dat zij bij nacht vanaf een heuveltop neerkijken op een dorpje in een open plek in een woud. Uit het woud komt een enorm serpent gegleden. Eenmaal spuugt het serpent zijn gif naar de kerk die midden in het dorpje staat. De kerk smelt weg onder deze onheilige aanval.  

Mecha-Snake by kimded
Serpent
van Kimded

Maar het duivelse serpent is nog niet klaar en glijdt verder naar het fort dat over het dorpje uitkijkt. Het serpent glijdt linksom om het fort heen en zijn lichaam verandert in een muur om het fort heen en zijn opgerichte kop verandert in de Donjon van het fort. 
Maar nog is de nachtmerrie niet voorbij. De poorten van het fort openen zich en vele, kleine serpent glibberen naar buiten en verspreiden zich als een plaag over het landschap. Zij keren terug met prooi in hun bekken. 
Door de invloed van het Serpent is het dorp veranderd in een vloek voor het omringende land. 

Enigszins van streek door deze nare dromen, trekken de ridders verder. Kort daarna treffen zij een jongeman aan. Hij herkent de ridders duidelijk. Sir Caulas verbaast dat niet, hij is tenslotte erg bekend (Dat was wel een proud check waard). Maar dan blijkt dat het slechts een andere gedaante is van de tovenaar Merlijn. 
Merlijn waarschuwt de ridders voor de verderfelijke aanwezigheid van de duivel Gorboduc in het dorpje Medbourne, deze man werd geboren toen zijn moeder zwanger raakte van de onheilige invloed van een vervloekte bron op Samhain nacht. Nu heeft Gorboduc een plan om meerdere vrouwen dat gruwelijk lot te laten ondergaan, waarna deze gehele streek onder zijn duivelse invloed zal staan. Hij vraagt de ridders om dit gruwelijke kwaad te stoppen. 
De ridders zijn wel enigszins onder de indruk. Hoewel zij zelf nooit direct met Merlijn te maken hebben gehad, weten zij toch wel dat hij zich normaal alleen bemoeit met Hoge Koningen en andere zaken die het rijk direct aangaan. En nu met een lokale roofridder...
Merlijn laat hen weten dat een lokale heilige, Sint Helen, de ridders ook bij kan staan in hun queeste, aangezien bronnen aan haar gewijd zijn.

De ridders gaan enigszins beduusd op weg, op zoek naar dit vervloekte dorp. Maar intussen zijn zij al diep doorgedrongen in het land van Faerie (hoewel dat ze niet opvalt, Faerie Lore failure). Zij horen geritsel in de struiken en worden dan aangevallen door drie enorme, rode leeuwen. Deze woeste beesten vallen aan met twee enorme klauwen en de ridders verdedigen zich met moeit tegen de aanvallen van deze woeste beesten. 
Sir Dafy raakt levensgevaarlijk gewond door de klauwen van deze woeste beesten en hij stort ter aarde. Sir Ignaeus en Sir Caulas weten daarna snel de monsterlijke leeuwen te doden. Sir Ignaeus is bedreven in de kunsten van de Chirurgie, maar de wonden van van Sir Dafy zijn zeer ernstig. Zonder hulp zal hij het niet redden in deze verlaten wouden. En Sir Ignaeus en Sir Caulas zijn ook gewond geraakt. 
Sir Ignaeus en Sir Caulas nemen Sir Dafy mee naar een naburige bron, waar zij oprecht bidden tot Sint Helen van de Bronnen. Daarna drinken zij allen uit de bron en rusten daar die nacht. 

De volgende dag zijn op wonderbaarlijke wijze al hun wonden genezen. Dat kan alleen maar te danken zijn aan Sint Helen! Sir Dafy neemt Sint Helen aan als zijn patroonheilige en iedereen zal voortaan Sint Helen eren voor alle andere heiligen (Directed trait Pious Saint Helen)

De groep trekt verder naar Medbourne. Daar overzien zij vanaf een heuvel al snel de situatie. De situatie is inderdaad zoals in hun dromen en waar Merlijn hen voor waarschuwde. De kerk van het dorp is verbrand, er is een groot fort in aanbouw en bandieten maken de dienst uit in het dorp. Dat maakt het op zich makkelijker, tegenover bandieten hoeven ridders zich niet eerbaar te gedragen. Maar het zijn er wel erg veel, dat zullen de ridders waarschijnlijk niet winnen. 
Sir Ignaeus zegt dat zij tijd hebben tot Samhain, voor de bron weer haar gruwelijke krachten ten toon zal spreiden. Dus zij kunnen de tijd nemen om een voor een de bandieten te doden, wanneer deze het dorp verlaten. 
Na een week of wat hebben de ridders inderdaad de bandieten aardig uitgedund. Bovendien hebben zij de bewegingen van Gorboduc gevolgd. Zij vallen hem en zijn kapiteins aan, wanneer hij een inspectietocht bij de bouw van het fort gaat maken. Zonder al te veel moeite slachten zij hem af. het dorp is gered van deze duivelse invloed. Ook Marcus, zoon van Ignaeus wordt gevonden. Hij is echter al een peuter van een jaar of drie.

Sir Caulas, Earl van Devon,
Doder van Elfen-leeuwen.

Sir Ignaeus besluit om nog in Medbourne te blijven en toe te zien op de reparatie van de lokale kerk. De bouwmaterialen zijn er toch al. Sir Caulas besluit om voortaan ook een rode leeuw op zijn blazoen te voeren. 

Winterphase 506/ 507

Sir Ignaeus krijgt weer een zoon bij zijn vrouw Balinette en noemt hem Romulus. Een neef van Ignaeus besluit om geen ridder te worden, maar juist meester van de wijnkelders. 

Sir Dafy krijgt ook een zoon en noemt hem Harley. Sir Dafy is na zijn redding door Sint Helen van de Bronnen diep gelovig geworden. Zozeer zelfs dat Sir Ebel van Burcombe, die in het huishouden van Berwick St. James woont, zich ook bekeert tot het Brits Christelijke geloof. 
En door deze avonturen heeft Sir Dafy ook een diepe haat voor alles wat elfs is opgevat, dus ook voor Sir Brikus (hate Faerie 14).

Na hun ervaringen met Sint Helen van de Bronnen zijn de ridders ineens allemaal een stuk religieuzer. Sir Caulas heeft ooit bijgedragen aan de bouw van de Oecumenische kathedraal van Sarum. Hij zorgt er nu voor dat deze kathedraal ook een zijbeuk krijgt, waarin Sint Helen speciaal vereerd kan worden.
Sir Dafy staat erop dat in zijn huishouden een badruimte gebouwd wordt, waar ook verwezen wordt naar Sint Helen van de Bronnen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten